Internationale visitatiecommissie positief over beoordeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden
“Het wetenschappelijke werk van het Ctgb en de uitkomsten daarvan, zijn van uitstekende kwaliteit en worden gewaardeerd door risicobeoordelaars en risicomanagers binnen de EU. Het Ctgb levert een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling en harmonisatie van EU- en internationale guidance documenten”. Dit zijn de belangrijkste conclusies van de Internationale visitatiecommissie (IVC) die in mei van dit jaar het wetenschappelijk functioneren van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) onder de loep nam.
De commissie bestond uit vijf onafhankelijke internationale deskundigen op het gebied van risicobeoordeling en kennis van de Europese beoordelingskaders. Bij de presentatie van het rapport benadrukte IVC-voorzitter dr. Anthony Hardy de ervaren openheid van de organisatie. De IVC formuleerde vijftien aanbevelingen om de organisatie te helpen zich verder te ontwikkelen en een aantal van haar processen beter te stroomlijnen. Het rapport, de aanbevelingen en de reactie van het Ctgb zijn door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar de Tweede Kamer gezonden (zie hier).
Sterk en effectieve beoordelingsautoriteit
De IVC had vrije toegang tot alle documentatie binnen het Ctgb, waaronder aanvraagdossiers, beoordelingsrapporten en vergaderverslagen. De commissie spreekt van “een sterke en effectieve beoordelingsautoriteit die over aanzienlijke middelen en capaciteit beschikt om te reageren op de verwachtingen van aanvragers en de nationale en Europese samenleving” en oordeelt dat “het interne en externe communicatiebeleid van het Ctgb zowel proactief als transparant is en zorgt voor een open communicatie naar alle geïnteresseerde partijen”.
Reactie Ctgb
Collegevoorzitter Rob van Lint reageert naar aanleiding van deze audit: “Het rapport is voor ons van grote waarde, niet alleen vanwege het positieve oordeel over de kwaliteit van ons werk maar ook vanwege de aanbevelingen. In de organisatie gaan we natuurlijk voortvarend aan de slag met deze aanbevelingen.”