Een soort scheidsrechter
Als Ctgb hebben we de taak om te beoordelen of middelen bij gebruik volgens het voorschrift veilig kunnen worden toegepast. Voor zowel gewasbeschermingsmiddelen als biociden is er een Europese verordening die de kaders en normen voor een toelating geeft. Die verordeningen zijn het resultaat van een wetenschappelijk én democratisch proces. Ze doen recht aan een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens, dier en milieu én een gelijk speelveld. Een toegelaten middel mag “geen enkel schadelijk effect op de gezondheid van mens of dier hebben, noch enig onaanvaardbaar effect voor het milieu”. Dit klinkt goed doordacht en dat is het ook; de wettelijke kaders voor een toelating zijn heel streng.
Toch zijn er zorgen over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden in de maatschappij. In de afgelopen zomer zagen we hoe omwonenden naar de rechter gingen met bezwaren tegen het gebruik van toegelaten middelen. Tegelijkertijd toonden telers zich ontevreden omdat er geen vrijstelling kwam voor een middel tegen de appelbloesemkever.
Op dit snijvlak van verschillende belangen vellen we, als het ware als een scheidsrechter, een objectief oordeel. Dat is onze taak als overheidsorganisatie. Niet meer en niet minder en daar staan we ook voor. We doen dat met maximale zorgvuldigheid.
Ik begrijp dat de diverse groepen in de discussie soms het gevoel hebben dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met hun belangen en/of zorgen. De twee voorbeelden laten goed zien hoe verschillend naar onze besluiten wordt gekeken. De geldende verordeningen zijn echter altijd onze leidraad om tot verantwoorde besluiten te komen. We zijn transparant over die besluiten en we leggen graag uit hoe we tot onze besluiten zijn gekomen. Dat deden we al en dat zullen we blijven doen in dit krachtenveld van belangen. Zoals je van een goede scheidsrechter mag verwachten.
Ingrid Becks
secretaris/directeur