Beleid respijtperiode biociden
Als de toelating van een middel wijzigt, kan een respijtperiode worden verleend. Dit is een periode waarin het middel nog mag worden verkocht en voorraden opgebruikt. Deze periode geeft een toelatinghouder de ruimte afnemers en anderen te informeren, en biedt speelruimte om alternatieve middelen te zoeken en om voorraden op te gebruiken. Tijdens de respijtperiode is het niet toegestaan om nieuwe batches te produceren of te importeren.
Bij intrekking of wijziging van een Unietoelating stelt de Europese Commissie de respijtperiode vast, in andere gevallen het Ctgb. Als het gebruik van het biocide een onaanvaardbaar risico inhoudt voor de gezondheid van mens en dier of het milieu, worden kortere of (in het uiterste geval) geen respijtperioden toegekend. De aflevertermijn waarbinnen bestaande voorraden nog op de markt mogen worden aangeboden is maximaal 180 dagen, met aansluitend maximaal 180 dagen opgebruiktermijn.
Respijtperioden worden ook toegekend bij wijzigingen die volgen uit beperkingen, wijziging samenstelling of wijziging gebruiksinstructies. Bij overige wijzigingen, waarbij de toelatingsvoorwaarden verruimd worden, zijn er vanuit veiligheidsoverwegingen geen redenen voor de uitfasering van de oude, beperktere, etiketten (respijtperioden zijn dan niet nodig).
Ook wanneer een product, waarvoor een toelating was verleend onder het overgangsrecht, opnieuw is beoordeeld onder de voorwaarden van de Biocidenverordening en een BPR-toelating krijgt, kan het Ctgb een respijtperiode toekennen. In dat geval is de respijtperiode die het Ctgb toekent, zoals in artikel 89, lid 4 van de BPR staat, altijd 180 dagen voor de aflevertermijn en aansluitend maximaal 185 dagen voor de opgebruiktermijn.