Wanneer wordt een vrijstelling verleend voor een middel (gewasbeschermingsmiddel of biocide)?
Een vrijstelling van de artikelen in de Wgb (Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden) die bepalen dat een middel alleen op de markt gebracht mag worden en gebruikt 'indien overeenkomstig deze wet een toelating is verleend' is mogelijk voor een middel dat geen toelating heeft of voor een toepassing waarvoor het middel niet is toegelaten. De vrijstelling wordt altijd verleend voor een beperkte periode en betreft altijd een beperkt en gecontroleerd gebruik.
Een vrijstelling voor een gewasbeschermingsmiddel wordt verleend voor een periode van ten hoogste 120 dagen. De vrijstelling betreft een 'beperkt en gecontroleerd gebruik, wanneer deze maatregel nodig blijkt ingevolge een op geen enkele andere redelijke manier te beheersen gevaar' (art 53 Verordening Gewasbescherming 1107/2009; art 38 Wgb). De vrijstelling wordt verleend door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid, Natuur. Een aanvraag voor een vrijstelling kan worden ingediend bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
De aanvragen voor vrijstellingen worden ingediend door de coördinatoren effectief middelenpakket (CEMPs) bij PAV. Met vragen kunt u zich wenden tot: art.38.wgb@minez.nl
Het aantal aanvragen voor vrijstelling van gewasbeschermingsmiddelen betreft enkele tientallen per jaar.
Een vrijstelling voor een biocide wordt verleend voor een periode van ten hoogste 180 dagen. De vrijstelling betreft een 'beperkt en gecontroleerd gebruik indien die maatregel noodzakelijk is wegens een niet op andere wijze te bestrijden gevaar voor de volksgezondheid, de gezondheid van dieren of het milieu' (art 55 Verordening Biociden 528/2012; art 46 Wgb). De vrijstelling wordt verleend door de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Een verzoek voor een vrijstelling biociden kan bij het ministerie van I&W worden ingediend.
Rol van het Ctgb in de procedure van een vrijstelling
Na het indienen van een verzoek onderzoeken de NVWA (voor een vrijstelling van een gewasbeschermingsmiddel) en het RIVM (voor eenvrijstelling van een biocide) of het middel in aanmerking komt voor een vrijstelling door te toetsen aan de gestelde voorwaarden (‘een op geen enkele andere redelijke manier te beheersen/bestrijden gevaar'). Vervolgens wordt het Ctgb verzocht de risico’s ten gevolge van het beoogde gebruik te beoordelen en hierover advies uit te brengen aan de NVWA respectievelijk I&W. De departementen wegen het advies van het Ctgb mee in de besluitvorming van de vrijstelling.
Vrijstellingsbesluiten worden gepubliceerd in de Staatcourant. Een overzicht met vrijstellingsbesluiten kan worden gegeneerd met de zoekfunctie officiële bekendmakingen.