Risicobeoordelingsmodel

Voorgeschiedenis

In 2014 publiceerde de Gezondheidsraad een advies (‘Gewasbescherming en omwonenden) over de mogelijke gezondheidsrisico’s voor omwonenden van landbouwpercelen bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Naar aanleiding van dit advies verzocht het kabinet het Ctgb de bestaande toelatingen op dit onderdeel te herbeoordelen (Kamerbrief 18.2.’14). Begin 2015 besloot het Ctgb dat deze herbeoordeling geen aanleiding vormt om in de toelatingsvoorwaarden in te grijpen. Dat betekent dat er bij toepassing van de middelen – ook in het licht van het advies van de Gezondheidsraad – geen gevaar is voor de gezondheid van omwonenden of omstanders.

Tot en met 2013: risico omwonenden op een indirecte manier beoordeeld

In de toelatingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen gebruikte het Ctgb tot begin 2014 geen apart blootstellingsmodel voor omwonenden en omstanders. Dit risico werd indirect meegenomen door de blootstelling te berekenen voor de omstander die beroepsmatig aanwezig is bij de bespuiting. Deze wijze van beoordelen leidt in het algemeen tot een overschatting van de risico’s voor omwonenden en omstanders, waardoor de toegelaten middelen ook voor hen veilig zijn.

2014: herbeoordeling

Vanaf begin 2014 voert het Ctgb deze risicobeoordeling voor omwonenden wél expliciet uit. Daarvoor maken we gebruik van de in het advies van de Gezondheidsraad genoemde Britse en Duitse methoden. In oktober 2014 startte het Ctgb met de herbeoordeling, om vast te stellen of omwonenden en omstanders (inclusief kinderen) een gezondheidsrisico lopen bij toepassing van de middelen overeenkomstig het gebruiksvoorschrift.

Gebruikt model is het nieuwe EFSA-model

Bij aanvang van de herbeoordeling in oktober 2014 werd het nieuwe EU-blootstellingsmodel gepubliceerd door de Europese autoriteit voor voedselveiligheid, EFSA. Aangezien dit EFSA-model de standaard voor Europa zou gaan worden, besloot het college om voor de herbeoordeling dit nieuwe model alvast te gebruiken. Dit model hoort bij de nieuwe richtlijnen (EFSA, 2014. Guidance on the assessment of exposure of operators, workers, residents and bystanders in risk assessment for plant protection products. EFSA Journal 2014, 12(10):3874, 55pp., doi:10.2903/j.efsa.2014.3874) voor de berekening van de blootstelling van toepassers van middelen, werkers in het gewas, omwonenden en omstanders.

De Europese Commissie stelde het EFSA-model eind mei 2015 definitief vast. Vanaf 1 januari 2016 zal het door de lidstaten worden toegepast bij de beoordeling van nieuwe aanvragen voor stoffen en middelen.

Modelmatige risicobeoordeling

Uitgangspunt van iedere modelmatige risicobeoordeling is dat het model in eerste instantie toetst op basis van de meest kritische omstandigheden. Alle middelen die onder die omstandigheden ‘veilig’ zijn, zijn sowieso toegelaten. Middelen die qua blootstelling boven dit worst case-scenario uitgaan worden verder bestudeerd. In een verfijning worden voor die resterende middelen de parameters in verschillende stappen naar een meer realistisch blootstellingsscenario gebracht aan de hand van aanvullende, wetenschappelijk onderbouwde, informatie over stof en gebruiksomstandigheden.

Deze verfijning is voor het EFSA-model in de module voor omwonenden en omstanders nog niet volledig uit-ontwikkeld. Daarom besloot de Europese Commissie om het voorlopig aan de lidstaten over te laten hoe men deze module bij een middelaanvraag wil inzetten. Aangezien het nieuwe EFSA-model bijdraagt aan een Europees geharmoniseerde manier van werken, heeft het Ctgb besloten om vanaf 1 januari 2016 deze module te gebruiken. Als er verfijningsstappen nodig zijn, worden deze gebaseerd op aanvullende gegevens, overige modellen (de Britse en Duitse methoden) of expert judgement.

Selectie van middelen: 116 middelen doorgerekend

Het huidige bestand van toelatingen betreft meer dan 850 gewasbeschermingsmiddelen. Niet elke toelating is relevant met het oog op blootstelling van omwonenden en omstanders. Daarom werd een selectie gemaakt op basis van de wijze van toepassen en het al of niet intensief gebruik van de middelen. De selectie richtte zich op de middelen die opwaarts worden gespoten (fruittoepassingen; een verhoogde blootstelling door drift van het middel) en middelen die neerwaarts maar zeer frequent worden gebruikt (middelen voor de teelt van bloembollen en bolbloemen). In totaal zijn 116 middelen doorgerekend, 88 middelen die door ‘opwaarts spuiten’ worden toegepast en 28 middelen voor de bollenteelt.

Deze selectie van middelen sluit aan bij de selectie van stoffen en middelen uit het landelijk Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (OBO) van het RIVM. Dit is van belang omdat het hierdoor op termijn mogelijk wordt om een vergelijking te maken tussen de in modellen berekende blootstelling en de feitelijke blootstelling van omwonenden die nabij landbouwpercelen wonen of korte tijd verblijven.