Wanneer laat het Ctgb een middel toe?
Gewasbeschermingsmiddelen en biociden worden beoordeeld met wetenschappelijke beoordelingskaders die gelden binnen de hele EU. Deze Europese beoordelingskaders zijn het strengst van de wereld. Er moet een omvangrijk aanvraagdossier worden ingediend. Daarbij staat ‘een hoog niveau van bescherming’ van mens, dier en milieu centraal. De kaders worden op Europees niveau vastgesteld.
Deze kaders vormen de richtlijnen voor het wetenschappelijk werk van het Ctgb. Wij beoordelen werkzame stoffen en middelen op basis van de nationale en EU-regelgeving. Als een middel volgens die regelgeving veilig is voor mens, dier en milieu, kan het Ctgb een middel toelaten en mag het in Nederland op de markt worden gebracht. De Europese Verordening voor gewasbeschermingsmiddelen zegt hierover:
“Deze verordening heeft als doel een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu te waarborgen […]. De bescherming van kwetsbare bevolkingsgroepen zoals zwangere vrouwen, zuigelingen en kinderen verdient bijzondere aandacht. Het voorzorgsbeginsel dient te worden toegepast en deze verordening dient te waarborgen dat de industrie aantoont dat de stoffen of producten [ …] geen enkel schadelijk effect op de gezondheid van mens of dier hebben, noch enig onaanvaardbaar effect voor het milieu.”
Omdat wetenschappelijke ontwikkelingen steeds verder gaan wordt het beoordelingskader aangepast aan nieuwe wetenschappelijke inzichten. Een middel wordt daarom niet voor onbeperkte tijd toegelaten, maar periodiek opnieuw beoordeeld. En wanneer er tussentijds nieuwe, meer kritische informatie komt, kan het Ctgb een toelating zo nodig aanpassen. De EU-verordening zegt hierover:
“Met het oog op de veiligheid moet de goedkeuringsperiode voor werkzame stoffen in de tijd beperkt zijn. […] Wanneer een beslissing over verlenging van een goedkeuring wordt genomen, moet rekening worden gehouden met de ervaring met het gebruik in de praktijk […]. alsook met de ontwikkelingen in wetenschap en technologie.”
De reikwijdte van een toelating
Het Ctgb laat gewasbeschermingsmiddelen en biociden toe wanneer die voldoen aan de eisen in nationale wetgeving en Europese verordeningen. Dat betekent dat toegelaten middelen bij gebruik volgens voorschrift een hoog niveau van bescherming bieden voor zowel teler of toepasser, consument, dier en milieu. Het Ctgb kijkt bij de beoordeling onder andere naar stofeigenschappen en berekent of de blootstelling van telers, omwonenden, consumenten en nabijgelegen watergangen en milieu acceptabel is. Toch kan het voorkomen dat een middel dat veilig en toegelaten is, niet gebruikt mag worden. Hoe kan dat?
Bij het gebruik van toegelaten middelen komen (veelal chemische) stoffen met een bepaald effect in het milieu. Gebruiksfuncties (bijvoorbeeld drinkwaterwinning), natuur- of soortbescherming kunnen leiden tot aanvullende eisen aan het daadwerkelijk gebruik van de middelen in specifieke gebieden. Ook kan de overheid het gebruik van toegelaten middelen onwenselijk vinden omdat er goede alternatieven zijn. Zo is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor professioneel gebruik buiten de landbouw - op enkele uitzonderingen na - verboden. De wetgeving met zulke aanvullende eisen is andere wetgeving dan die waaraan het Ctgb de veiligheid toetst van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het bepalen van dergelijke eisen is dus niet aan het Ctgb maar aan andere overheden (Rijk, provincie). Deze overheden kunnen een (extra) beperking opleggen aan het gebruik van door het Ctgb toegelaten, veilige middelen.