Als de toelating van een middel wijzigt of eindigt, wordt een aflever- of opgebruiktermijn vastgesteld. De aflevertermijn is de periode na beëindiging van de toelating waarbinnen de toelatinghouder het (oude) middel nog mag verkopen. De opgebruiktermijn is de periode na beëindigen van de toelating waarbinnen voorraden nog mogen worden gebruikt.
Deze afspraken geven een toelatinghouder de tijd afnemers en anderen te informeren, het geeft ruimte om alternatieve middelen te zoeken en om voorraden op te maken. De lengte van de termijnen hangt onder meer af van het risico. Hoe hoger het risico, hoe korter de periode.